20 februari 2020

Update wetsvoorstel franchise: positie franchisenemer versterkt (1)

Het wetsvoorstel franchise werd in december 2018 gepresenteerd. Inmiddels kreeg het wetsvoorstel een positief advies gekregen van de Raad van State. Staatssecretaris Mona Keijzer van Economische Zaken en Klimaat en minister Sander Dekker (voor Rechtsbescherming) stuurden het wetsvoorstel op dinsdag 11 februari 2020 naar de Tweede Kamer. In vier delen bespreken Pieter van Deurzen en Thomas Timmers de inhoud van het wetsvoorstel. Deel één: de precontractuele uitwisseling van informatie.

Het wetsvoorstel

Het wetsvoorstel beoogt de verhoudingen tussen franchisegevers en franchisenemers te verbeteren. De positie van de franchisenemer, die in het algemeen als de zwakkere partij wordt beschouwd, wordt door het wetsvoorstel versterkt ten koste van de positie van de franchisegever. Wat meteen opvalt is dat de gehele nieuwe titel van dwingend recht is. Dit is in het contractenrecht ongebruikelijk. Zelfs het huurrecht en arbeidsrecht, waarin ook de zwakkere partijen worden beschermd (respectievelijk de huurder en werknemer), zijn grotendeels van regelend recht (daarvan mag je afwijken) en niet van dwingend recht (daarvan mag je niet afwijken). Dit toont aan dat het de wetgever menens is met het versterken van de positie van de franchisenemer.

Centraal in het wetsvoorstel staat dat de franchisegever en de franchisenemer zich jegens elkaar gedragen als een goed franchisenemer en franchisegever (artikel 7:912 BW). Hiermee wordt een wettelijke zorgplicht voor de franchisegever geïntroduceerd.

De ingediende wet legt de nadruk op vier onderdelen die cruciaal zijn voor evenwichtige franchiseverhoudingen. Deze onderdelen worden een voor een toegelicht, mede aan de hand van bepalingen uit het wetsvoorstel.

De vier onderdelen

Onderdeel één: de precontractuele uitwisseling van informatie

Een belangrijk oogmerk van het wetsvoorstel is versterking van de informatiepositie van de franchisenemer, voorafgaand aan en tijdens de looptijd van de franchiseovereenkomst. Er komt meer transparantie bij het sluiten van de franchiseovereenkomst en franchisenemers worden beter geïnformeerd over ontwikkelingen rondom de franchiseformule. De wetgever tracht hiermee onder andere te voorkomen dat een potentiele franchisenemer in een onrendabele winkelconcept/-formule wordt gelokt.

Informatieplicht franchisegever

In het wetsvoorstel is een informatieplicht van de franchisegever neergelegd (art. 7:913 en 7:914 BW). Verstrekking van belangrijke informatie over de franchiseformule moet ten minste vier weken vóór het sluiten van de franchiseovereenkomst geschieden. Tijdens deze termijn van vier weken mag de franchisegever de bepalingen in de franchiseovereenkomst niet meer wijzigen, tenzij dit voordelig is voor de franchisenemer. Ook mogen in die vier weken, voorafgaand aan de beoogde ondertekening van de overeenkomst, onder meer geen investeringen of andere betalingen met het oog op de aanstaande franchiserelatie van de franchisenemer worden gevraagd.

De onderhavige regeling verplicht niet tot het verstrekken van een prognose van te verwachten omzetten dan wel bedrijfsresultaten als onderdeel van de precontractuele informatie, maar staat daaraan ook niet in de weg.

Onderzoeksplicht franchisenemer

De beoogd franchisenemer heeft ook een eigen verantwoordelijkheid om te voorkomen dat hij op basis van onjuiste of te rooskleurige aannames een overeenkomst aangaat. Op basis van zijn onderzoeksplicht zal de franchisenemer zich in ieder geval moeten verdiepen in de informatie die hij ontvangen heeft en deze aan een kritische beschouwing onderwerpen. Hij zal binnen de grenzen van redelijkheid en billijkheid de nodige maatregelen moeten treffen om te voorkomen dat hij onder de invloed van onjuiste veronderstellingen overgaat tot het sluiten van de franchiseovereenkomst.

Denk vooruit

Volgende keer: de tussentijdse wijziging van een lopende franchiseovereenkomst.
Heeft u vragen naar aanleiding van het wetsvoorstel? Neem vrijblijvend contact op met Pieter van Deurzen of Thomas Timmers.

Auteur
Mr. P.J.B. (Pieter) van Deurzen

Advocaat & Managing partner

Bel Pieter van Deurzen