02 februari 2021

Wijziging geheimhoudingsbepalingen Gemeentewet

Op 31 augustus 2020 is het wetsvoorstel ‘Wet bevorderen integriteit en functioneren decentraal bestuur’ ingediend bij de Tweede Kamer. Dit wetsvoorstel voorziet in een aanvulling van de waarborgen ten aanzien van bestuurlijke integriteit door wijziging van (onder meer) de Gemeentewet. Onderdeel van de beoogde wijziging is de geheimhoudingsregeling zoals die is opgenomen in de huidige artikelen 25, 55 en 86 van de Gemeentewet. In dit blog worden de beoogde wijzigingen toegelicht voor zover die betrekking hebben op het opleggen en opheffen van geheimhouding.

Naar één geheimhoudingshoofdstuk

Op dit moment is in de artikelen 25, 55 en 86 van de Gemeentewet voor respectievelijk de raad, het college (inclusief de burgemeester) en commissies bepaald wanneer geheimhouding kan worden opgelegd. Volgens de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel (TK 2019-2020, 35 546, nr. 3, hierna MvT) worden de bestaande regels over geheimhouding ‘verduidelijkt en vereenvoudigd’ en wordt daarmee uitvoering gegeven aan ‘een lang gekoesterde wens vanuit de bestuurspraktijk’.

Het wetsvoorstel voorziet in het schrappen van de huidige artikelen 25, 55 en 86 van de Gemeentewet. In plaats daarvan wordt een geheimhoudingshoofdstuk, Hoofdstuk V, in de Gemeentewet opgenomen. In het beoogde nieuwe artikel 87 van de Gemeentewet wordt voor verschillende bestuursorganen de bevoegdheid neergelegd om geheimhouding op te leggen. Daarbij springen twee dingen in het oog. Ten eerste dat wordt voorzien in de uitdrukkelijke bevoegdheid van de burgemeester om geheimhouding op te leggen dus los van de vraag of, en zo ja wanneer, de informatie door de burgemeester wordt gedeeld met een ander orgaan. Ten tweede dat de bevoegdheid tot het opleggen van geheimhouding berust bij de commissie en niet langer bij de voorzitter van een commissie.

Bekrachtiging raad niet langer vereist

Een bestuursorgaan kan eigener beweging besluiten tot het opleggen van geheimhouding van informatie of een bestuursorgaan kan een verplichting tot geheimhouding opleggen aan een ander bestuursorgaan. In het wetsvoorstel wordt het opleggen van geheimhouding geregeld in een afzonderlijk artikel 87. Het aan anderen verstrekken van geheime informatie wordt geregeld in artikel 88.

In de nieuwe regeling geldt dat in beginsel het bestuursorgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd, ook als enige bevoegd is om die op te heffen én als enige bevoegd is om die met andere organen te delen. Daarop gelden twee uitzonderingen. Ten eerste geldt dat indien de geheimhouding is opgelegd door een commissie, het orgaan dat de commissie heeft ingesteld ook bevoegd is om de geheimhouding op te heffen. Ten tweede geldt dat als geheime informatie is gedeeld met de raad, de raad vanaf dat moment als enige bevoegd is om de geheimhouding op te heffen én om informatie met andere organen te delen. Deze regel bevestigt volgens de MvT het primaat van de raad waardoor de thans in artikel 25, derde lid, van de Gemeentewet opgenomen eis dat de raad de door een ander orgaan opgelegde geheimhouding moet bekrachtigen, komt te vervallen.

Overigens is in artikel 88, zesde lid, tweede zin, van de Gemeentewet de mogelijkheid opgenomen voor de raad om door middel van het stellen van regels (lokaal) te bepalen dat het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd ook na het verstrekken van de info aan de raad, de info nog met anderen mag delen.

Besloten vergadering

In het huidige artikel 25, eerste lid van de Gemeentewet is bepaald dat op grond van een belang als bedoeld in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) (ook) over het in een besloten vergadering behandelde geheimhouding kan worden opgelegd, mits dat tijdens die besloten vergadering wordt opgelegd. In het wetsvoorstel wordt de zaak omgedraaid. Voorgesteld wordt om een nieuw vierde lid toe te voegen aan artikel 23 van de Gemeentewet op grond waarvan op hetgeen in een besloten vergadering (mondeling) wordt gewisseld, van rechtswege een verplichting tot geheimhouding geldt, totdat de raad haar opheft. Er hoeft geen sprake meer te zijn van een belang als bedoeld in artikel 10 van de Wob. Let op: ten aanzien van schriftelijke stukken die voor, tijdens of na een besloten vergadering worden overgelegd, zal nog steeds een (afzonderlijk) besluit tot geheimhouding moeten worden genomen waarbij vereist blijft dat een belang als bedoeld in artikel 10 van de Wob aanwezig is.

Informeren van de raad als geheel

In het wetsvoorstel wordt het uitgangspunt van gelijkheid in de informatiepositie van raadsleden benadrukt. Zo is het in beginsel niet (langer) mogelijk om informatie waarop geheimhouding rust te delen met slechts enkele raadsleden. Dat betekent dat als het college of de burgemeester informatie onder geheimhouding verstrekt aan een commissie waarin leden van de raad zitting hebben, de informatie tevens aan de raad moet worden verstrekt (artikel 88, vijfde lid van de Gemeentewet). Het is slechts mogelijk om individuele raadsleden uit te sluiten van informatie waarop geheimhouding rust in de hierna te bespreken situatie waarin de geheimhouding eerder is geschonden.

Overigens wordt wel in de MvT aangegeven dat zich situaties kunnen voordoen waarin bijvoorbeeld de burgemeester vertrouwelijke informatie met enkele raadsleden wil bespreken, bijvoorbeeld in een presidium. Een generieke wettelijke regeling voor het opleggen van geheimhouding in die situatie acht de wetgever niet noodzakelijk en niet wenselijk.

Schending van de geheimhouding

Tenslotte voorziet het wetsvoorstel in een bevoegdheid voor de raad om ten aanzien van een lid van de raad dat de verplichting tot geheimhouding heeft geschonden, te besluiten dat deze gedurende maximaal drie maanden geen informatie ontvangt waarop geheimhouding rust (op grond van artikel 89, vijfde lid van de Gemeentewet). Op deze manier wordt voorkomen dat het college of de burgemeester geen informatie meer met de raad deelt uit vrees voor schending van de geheimhouding.

Beoogde inwerkingtreding

Volgens de MvT is het streven dat het wetsvoorstel ruim voor de gemeenteraadsverkiezingen van maart 2022 in werking is getreden.

Contact

Voor vragen kunt u contact opnemen met Anke van de Laar of een van onze andere specialisten van het Team Overheid. Zij staan u graag te woord.

Auteur
Mr. A.M. (Anke) van de Laar

Advocaat & Partner

Bel Anke de Laar