06 mei 2021

Het procesbesluit nader beschouwd

Ongeveer een jaar geleden, op 22 april 2020 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) een uitspraak gedaan waarin werd ingegaan op het ontbreken van een procesbesluit voor het indienen van incidenteel hoger beroep. Uit die uitspraak volgde dat de bekrachtiging na het verstrijken van de termijn niet maakt dat het incidenteel hoger beroep alsnog rechtsgeldig is. De Afdeling verklaarde het beroep van het college niet-ontvankelijk omdat door het college niet binnen de termijn voor het indienen van het incidenteel-hogerberoepschrift een procesbesluit was genomen tot het instellen daarvan. Eerder schreven wij hierover al een blog. Inmiddels is gebleken dat de soep niet zo heet gegeten wordt, als zij wordt opgediend: het ontbreken van een procesbesluit hoeft niet per definitie tot niet-ontvankelijkverklaring van het ingestelde beroep te leiden. De Afdeling heeft hierover op 17 maart 2021 een uitspraak gedaan. In dit blog bespreken wij deze uitspraak.

De Gemeentewet en de Provinciewet

Zoals in het vorige blog al is beschreven, kent artikel 160, eerste lid, aanhef en onder e van de Gemeentewet aan het college de bevoegdheid toe te besluiten om namens de gemeente, het college of de raad rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij de raad, voor zover het de raad aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist. Vergelijkbaar met artikel 160 Gemeentewet, is ook in artikel 158, eerste lid, onder e van de Provinciewet de bevoegdheid toegekend aan het college van gedeputeerde staten om namens de provincie, provinciale staten of gedeputeerde staten rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij provinciale staten, voor zover het provinciale staten aangaat, in voorkomende gevallen anders beslissen.

Wat was er in deze zaak aan de hand?

Namens het dagelijks bestuur van Samenverwerkingsverband Noord-Nederland (SNN), is door een medewerker van SNN, hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak. SNN is een samenwerkingsverband van de drie noordelijke provincies Drenthe, Friesland en Groningen waarbij de colleges van gedeputeerde staten bevoegdheden hebben overgedragen aan het dagelijks bestuur van SNN. Aan dit dagelijks bestuur is mandaat verleend tot het nemen van besluiten tot het instellen van een hoger beroepsprocedure en het optreden als gemachtigde in onder meer bestuursrechtelijke hoger beroepsprocedures, waaronder begrepen het opstellen, ondertekenen en indienen van processtukken en het optreden als gemachtigde ter zitting. Voor het instellen van hoger beroep is een rechtsgeldig besluit daartoe van het dagelijks bestuur vereist, tenzij het dagelijks bestuur de bevoegdheid tot het instellen van hoger beroep heeft gemandateerd. Dat mandaat kan weer worden ondergemandateerd.

In de hiervoor genoemde uitspraak van 17 maart jl. heeft de wederpartij de Afdeling erop gewezen dat niet is gebleken van een procesbesluit van het dagelijks bestuur tot het instellen van hoger beroep. De wederpartij wijst in dit verband expliciet naar de eveneens hiervoor genoemde uitspraak van de Afdeling van 22 april jl. waaruit volgt dat het ontbreken van een procesbesluit binnen de termijn voor het indienen van een hoger beroepschrift leidt tot niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep.

Oordeel van de Afdeling

Toch blijkt dat het ontbreken van een procesbesluit niet per definitie leidt tot niet-ontvankelijkverklaring van het ingestelde beroep. De Afdeling overweegt:

“Ter zitting is desgevraagd bevestigd dat het dagelijks bestuur geen schriftelijk besluit heeft genomen tot het instellen van het hoger beroep. Anders dan uit de uitspraak van de Afdeling van 22 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1104, volgt, leidt het ontbreken van een binnen de beroepstermijn genomen procesbesluit niet per definitie tot niet-ontvankelijkverklaring van het ingestelde beroep. Van belang is dat in de procedure komt vast te staan dat het bestuursorgaan instemt met het instellen van het hoger beroep. Een procesbesluit kan daarmee ook na het verstrijken van de hogerberoepstermijn worden overgelegd. Het dagelijks bestuur is op grond hiervan in de gelegenheid gesteld alsnog een rechtsgeldig procesbesluit over te leggen.

Procesbesluit niet nodig

In deze zaak werd door het dagelijks bestuur gewezen op het Besluit ondermandaat, volmacht en machtiging samenwerkingsverband SNN van 26 november 2019. Bepaalde taken zijn op grond van dit besluit door het dagelijks bestuur ondergemandateerd. De directeur is op grond van dit besluit bevoegd tot het aanwijzen van personen werkzaam bij SNN tot het nemen van besluiten tot het instellen van een (hoger) beroepsprocedure en het optreden als gemachtigde in bestuursrechtelijke (hoger)beroepsprocedures. Hieruit en uit een document van 20 mei 2020 waarbij de medewerker van SNN met terugwerkende kracht tot 1 januari 2019 is gemachtigd tot het instellen van hoger beroep en het optreden als gemachtigde in de hogerberoepsprocedure, volgt volgens de Afdeling dat bevoegdelijk namens het dagelijks bestuur hoger beroep is ingesteld. De Afdeling oordeelt dat een procesbesluit hiernaast niet meer nodig is. Het beroep van het dagelijks bestuur is daarom ontvankelijk.

Denk Vooruit!

Hoewel uit de hiervoor besproken uitspraak van de Afdeling volgt dat het ontbreken van een procesbesluit niet per definitie hoeft te leiden tot niet-ontvankelijkverklaring van het ingestelde beroep, is het uiteraard verstandig om discussies hierover te voorkomen. Zorg er dan ook voor dat tijdig een procesbesluit wordt genomen en voorkom dat bijvoorbeeld het beroep, hoger beroep of incidenteel hoger beroep niet-ontvankelijk is.

Contact

Voor vragen kunt u contact opnemen met Anke van de Laar of een van onze andere specialisten van het Team Overheid. Zij staan u graag te woord.

Auteur: Lizzy Augustinus 

Auteur
Mr. A.M. (Anke) van de Laar

Advocaat & Partner

Bel Anke van de Laar