04 december 2023

De verzuim- en ingebrekeregeling bij schadevergoeding

Hoe zat het ook alweer: de verzuim- en ingebrekeregeling bij de plicht tot schadevergoeding wegens een tekortkoming in de nakoming. In een geschil tussen een aannemer en opdrachtgever (de Gemeente Amsterdam) stonden drie belangrijke onderwerpen centraal, namelijk: de omvang van de opdracht, de ingebrekestelling ex artikel 6:82 BW en de verzuimregeling van artikel 6:83 onder c BW. Er werd geprocedeerd tot aan de Hoge Raad (HR 11 november 2022, ECLI:NL:HR:2022:1606).

De aanleiding voor het geschil was als volgt. De aannemer verrichte in opdracht van de Gemeente renovatiewerk aan de vluchtwegmaatregelen in het metrostelsel van de Amsterdamse Oostlijn. De opdracht is op basis van een niet volledig uitgewerkt bestek en een daarbij horende aanneemsom gegeven. Vervolgens heeft de aannemer op verzoek van de Gemeente aanvullende werk, meerwerk, verricht. Voor dit meerwerk zou een aparte prijs aan de aannemer worden betaald. De Gemeente en aannemer kwamen overeen dat de aannemer alvast zou beginnen met het meerwerk. De Gemeente zou het meerwerk dan later inclusief prijs formeel accorderen.

U raadt het al, het accorderen van het meerwerk door de Gemeente bleef uit waardoor ook de betaling van het meerwerk uitbleef en de aannemer veel van het meerwerk heeft moeten voorfinancieren. De aannemer was daar niet gecharmeerd van en heeft de Gemeente gemeld dat zij (onder andere) het meerwerk dat te onbepaald/onduidelijk was niet zou uitvoeren, dat zij de al gemaakte offerte voor het meerwerk introk en dat zij geen nieuwe meerwerkopdrachten in behandeling zou nemen.

Door de mededeling van de aannemer kreeg de Gemeente de indruk dat de aannemer het werk in onvoltooide staat zou opleveren en daarmee tekort zou schieten in de nakoming van haar contractuele verplichtingen, nu het overeengekomen werk daardoor niet volledig zou worden uitgevoerd. Daarover moest het Hof Amsterdam zich buigen, maar voordat we het oordeel van het Hof en de Hoge Raad bespreken, gaan we eerst even terug naar de basis. Want hoe zit het ook alweer precies met schadevergoeding door tekortkoming in de nakoming? En met de verzuim- en ingebrekeregeling?

De gevolgen

De gevolgen van de niet-nakoming van een verbintenis (uit een overeenkomst) zijn geregeld in het Burgerlijk Wetboek (: BW). Het uitgangspunt is dat elke tekortkoming in de nakoming van een overeenkomst de schuldenaar, dat is degene die tekortschiet in de nakoming van de overeenkomst, verplicht om de schade die daar het gevolg van is te vergoeden aan de schuldeiser (dat is de wederpartij), tenzij de tekortkoming de schuldenaar niet kan worden toegerekend (bijvoorbeeld door overmacht), zo bepaalt artikel 6:74 lid 1 BW. Als een tekortkoming in de nakoming van een overeenkomst wél aan de schuldenaar toerekenbaar is, is van belang of nakoming al dan niet blijvend onmogelijk is. Dat kan bijvoorbeeld zo zijn in een geval waarin een koopovereenkomst met betrekking tot een schilderij is gesloten en het schilderij voordat het is geleverd is verbrand. Nakoming van de koopovereenkomst (bestaande uit levering van het schilderij) is dan blijvend onmogelijk geworden. Als nakoming blijvend onmogelijk is, dan ontstaat de verplichting om schade te vergoeden direct en is er daarvoor geen verzuim nodig. Als nakoming van de overeenkomst nog wel mogelijk is ontstaat de verplichting tot schadevergoeding pas als de schuldenaar in verzuim is (artikel 6:74 lid 2 BW).

Voor verzuim is in beginsel een ingebrekestelling vereist (artikel 6:82 BW). Een ingebrekestelling is een schriftelijke aanmaning waarbij aan de schuldenaar wordt medegedeeld dat hij tekortschiet in de nakoming van de overeenkomst en waarbij hem een redelijke termijn wordt gegeven om alsnog naar behoren na te komen. Als deugdelijke nakoming daarna opnieuw uitblijft, verkeert de schuldenaar na verloop van die termijn in verzuim. Door het in verzuim verkeren ontstaat dan de verplichting tot schadevergoeding.

Een drietal situaties

In aanvulling op die regeling wordt in artikel 6:83 BW  een drietal situaties benoemd waarin een ingebrekestelling niet nodig is en het verzuim direct intreedt:

  1. Wanneer een voor de voldoening bepaalde termijn verstrijkt zonder dat de verbintenis is nagekomen;
  2. Wanneer de verbintenis voortvloeit uit onrechtmatige daad of strekt tot schadevergoeding als bedoeld in artikel 74 lid 1 en de verbintenis niet terstond wordt nagekomen;
  3. Wanneer de schuldeiser uit een mededeling van de schuldenaar moet afleiden dat deze in de nakoming van de verbintenis tekort zal schieten.

In deze gevallen is de schuldenaar dus in verzuim zonder dat hij in gebreke is gesteld als gevolg waarvan de verplichting tot schadevergoeding direct (vanaf het moment dat de nakoming uitblijft) ontstaat.

We gaan terug naar het geschil tussen de aannemer en de Gemeente. Zoals al aangegeven had de Gemeente uit de mededeling van aannemer afgeleid dat de aannemer de aannemingsovereenkomst niet zou nakomen. De Gemeente meende daarom dat sprake was van een situatie zoals omschreven in artikel 6:83 c BW en dat een ingebrekestelling voor verzuim daarom niet nodig was.

Daar was het Hof het niet mee eens. Volgens het Hof kon de mededeling van aannemer dat zij alleen nog maar werkzaamheden zou uitvoeren waarover formeel overeenstemming was bereikt en dat zij de offerte voor het nog openstaande meewerk introk, niet worden opgevat als een mededeling waaruit zou volgen dat aannemer het werk in onvoltooide staat zou beëindigen en dat aannemer in de nakoming van haar verbintenissen tekort zou schieten (zoals bedoeld in artikel 6:83 sub c BW). Volgens het Hof had opdrachtgever aannemer daarom in gebreke moeten stellen om aannemer zo de gelegenheid te geven mogelijke gebreken nog te herstellen. Daaraan voegt het Hof nog toe dat er eigenlijk überhaupt geen sprake is van een tekortkoming omdat over diverse meerwerkopdrachten geen overeenstemming was bereikt omdat de Gemeente het meerwerk formeel niet had geaccordeerd. Het meerwerk was daarom volgens het Hof geen onderdeel van de aannemingsovereenkomst, zodat ook geen sprake is van een tekortkoming in de nakoming van die overeenkomst door de aannemer. De Hoge Raad heeft het oordeel van het Hof bevestigd.

Zo blijkt maar weer dat het zowel voor opdrachtgever als aannemer belangrijk is om duidelijke afspraken te maken over het op te dragen meerwerk, zodat geen discussie kan ontstaan over wat er wel en niet tot de opdracht behoort. Daarnaast laat het oordeel van het Hof zien dat niet ‘zo maar’ sprake is van een mededeling zoals bedoeld in artikel 6:83 onder c BW waardoor voor verzuim geen ingebrekestelling meer is vereist.

Contact

Heeft u vragen over dit of een ander onderwerp? Onze advocaten helpen u graag.

Bel: 0172-503 250