06 april 2023

WHOA: Rechtbank Amsterdam beantwoordt drie vragen en geeft de praktijk duidelijkheid

Onze kantoorgenoot Wouter Vlasveld becommentarieerde voor HERO (Herstructurering & Recovery Online) – een online uitgave van M.A.D.Lex – een WHOA-uitspraak van de Rechtbank Amsterdam. In de uitspraak beantwoordt de rechtbank drie vragen die de onderneming die tot een schuldsanering wilde komen aan haar voorlegde.

De informatie over de uitspraak leest u in de online uitgave van Hero, of in het artikel hieronder.

In de beschikking op een aspectenverzoek in een lopende WHOA-procedure worden een aantal voor de praktijk belangrijke vragen (voorlopig) beantwoord.

In een WHOA-traject gestart door tien tot één groep behorende vennootschappen hebben de schuldenaren zich gewend tot de Rechtbank Amsterdam (ECLI:NL:RBAMS:2023:569) met een aspectenverzoek als bedoeld in art. 378 Fw. Dit artikel geeft een schuldenaar (of een herstructureringsdeskundige als daarvan sprake is) de mogelijkheid om de rechtbank vragen voor te leggen die bij de totstandkoming van een WHOA-akkoord zijn gerezen. Daarmee kan de schuldenaar meer zekerheid krijgen over haalbaarheid (homologatie) van het beoogde akkoord en zo nodig het akkoord anders inrichten. Een nuttige bepaling nu een afwijzing van homologatie niet in hoger beroep kan worden aangevochten en dat daarna (in principe) drie jaar lang geen gebruik gemaakt kan worden van de WHOA. Een beslissing op een aspectenverzoek kan uiteraard ook de bezwaren van schuldeisers wegnemen en hem over de streep trekken (toch) in te stemmen met het aangeboden akkoord.

In deze kwestie zijn in totaal elf vragen aan de rechtbank voorgelegd. Over acht van de vragen hoefde de rechtbank zich uiteindelijk niet uit te laten; de aan die vragen ten grondslag liggende discussies zijn uiteindelijk in onderling overleg tussen de schuldenaren en de betreffende schuldeisers beslecht. De drie resterende vragen zijn door de rechtbank wel beantwoord en voor de praktijk zeer relevant.

Is de werkwijze van het UWV in WHOA-trajecten aangaande nog niet vastgestelde NOW-subsidies juist?

De eerste vraag betreft de werkwijze van het UWV in WHOA-trajecten aangaande nog niet vastgestelde NOW-subsidies. Het UWV heeft zich ten aanzien van die subsidies op het standpunt gesteld (en die werkwijze ook kenbaar gemaakt) dat zij voor het volledige aan de schuldenaar uitbetaalde bedrag moet worden toegelaten tot de stemming over het aangeboden akkoord. Het UWV redeneert dat het mogelijk is dat bij vaststelling wordt geconstateerd dat het volledige uitgekeerde bedrag moet worden terugbetaald. Daarom zou zij (zekerheidshalve) voor het volledige bedrag moeten worden meegenomen bij het vaststellen tot hoever zij moet worden toegelaten tot de stemming.

De rechtbank volgt het standpunt van het UWV niet en zet daarmee een streep door de werkwijze van het UWV en overweegt daarbij dat die werkwijze geen wettelijke basis heeft. De rechtbank overweegt dat de hoogte van de NOW-subsidies met voldoende zekerheid zijn in te schatten. Er is nota bene een speciale tool door het UWV ter beschikking gesteld om een inschatting te kunnen maken. Daarbij wordt ook overwogen dat de werkwijze, zoals het UWV dat voorstaat in deze casus, ertoe leidt dat zij (ten onrechte) een doorslaggevende stem krijgt in haar klasse. Een terecht oordeel, het beleid van het UWV zou er immers zelfs toe kunnen leiden dat zij omdat er nog NOW-subsidie moet worden vastgesteld toegelaten wordt tot de stemming terwijl zij uiteindelijk geen vordering op de schuldenaar heeft.

Hoe ver reikt het regresverbod?

De tweede vraag die wordt beantwoord, ziet op het ‘regresverbod’ zoals volgt uit art. 370 lid 2 Fw. In dit geval betreft het de positie van ABN AMRO Bank die zich op basis van een contragarantie wil verhalen op geblokkeerde creditgelden voor zover zij aan de verhuurders van de schuldenaren enige betaling onder een bankgarantie moet doen. De schuldenaren betogen dat voornoemde bepaling zo gelezen moet worden dat onder het regresverbod ook een dergelijke contragarantie valt en verwijst daarbij naar de jurisprudentie over leegstandschade van verhuurders in het faillissement van een huurder. In die gevallen is verhaal op vermogen van de failliet op welke wijze dan ook uitgesloten. De rechtbank volgt ook hier de schuldenaren. De bedoeling van de bepaling is dat een schuldenaar die een WHOA-akkoord tot stand brengt achteraf geconfronteerd wordt met regresvorderingen die mogelijk alsnog tot insolventie kunnen leiden. Deze uitkomst is niet verrassend en in lijn met zowel de gedachte van de WHOA dat – zoals ook blijkt uit bijvoorbeeld het feit dat vragen als deze al voorafgaand aan een eventueel homologatieverzoek aan de rechtbank kunnen worden voorgelegd – het in belang van alle partijen is dat er zekerheid komt.

Zijn TVL-vorderingen te verpanden?

Vraag nummer drie betreft de vraag of TVL-vorderingen vallen onder het pandrecht op vorderingen dat twee van de tien schuldenaren hebben verstrekt aan een financier. De schuldenaren hebben aansluiting gezocht bij de uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland. In die uitspraak is ten aanzien van NOW-vorderingen geoordeeld dat deze naar hun aard niet verpandbaar zijn. De schuldenaren hebben betoogd dat dat oordeel ook opgaat voor TVL-vorderingen. De bewuste financier heeft aangaande deze vraag geen zienswijze ingediend. De rechtbank volgt ook bij deze vraag de schuldenaren. De rechtbank benadrukt dat (ook) TVL in het leven is geroepen om bedrijven gedurende de coronapandemie in de benen te houden en daarmee in de kern net als NOW als doel heeft het behouden van werkgelegenheid.

De rechtbank oordeelt dat er (dus) grote overeenkomsten bestaan tussen NOW en TVL en daarmee dat ook TVL-vorderingen naar hun aard niet te verpanden zijn. Dit oordeel is voor de (insolventie)praktijk een belangrijke. In veel faillissementen speelt de afwikkeling van NOW- en TVL-aanspraken en daarmee ook de discussie tussen pandhouders en curatoren aan wie die bedragen toekomen. Het pleit is nu beslecht in het voordeel van de laatsten; bestaan er op datum faillissement TVL- en/of NOW-vorderingen, dan kan de boedel op betaling daarvan aanspraak maken.

Contact

Meer weten over de WHOA of andere wijzen om uw onderneming te herstructureren? Neem contact op met Wouter Vlasveld of met een collega van Team Insolventie.

Auteur
Mr. W.T.N. (Wouter) Vlasveld

Advocaat

Meer artikelen van Team Insolventie

Bel Wouter Vlasveld